Wisbordjes voor kleuters
In bijna alle groepen zijn ze te vinden: “wisbordjes”. Een plastic kaart waar met whiteboard stift op geschreven kan worden. Ze worden ingezet om de hele groep tijdens een instructie meteen te laten oefenen. De wisbordjes kunnen in de lucht gehouden worden en de leerkracht ziet meteen of de instructie begrepen is en wie er misschien nog wat extra uitleg nodig heeft. Het doel hiervan is om alle leerlingen actief bezig te laten zijn, op deze manier is er meer effectieve lestijd.
In de kleuterklas vinden we het belangrijk dat activiteiten aangeboden worden op een manier die bij kleuters past, zeker niet te schools! Maar in de kleine kring kun je ook goed gebruik maken van wisbordjes. Bijvoorbeeld door het gebruik van lege dvd hoesjes. In het dvd hoesje doe je een dunne whiteboard stift en een stukje van een vaatdoekje. De whiteboard stift is om mee te schrijven en het vaatdoekje om iets weer uit te kunnen wissen. Aan de buitenkant van het dvd hoesje kun je diverse papieren schuiven. Wij maakten drie documenten die je kunt downloaden en printen om in het dvd hoesje te schuiven:
Wisbordje dvd hoes – goed fout
Hoe kun je deze papieren gebruiken? Per soort geven we een voorbeeld van een geschikte activiteit voor in de kleutergroep. Er zijn natuurlijk nog vele andere mogelijkheden!
Leeg papier:
- je dobbelt met de cijferdobbelsteen – de kinderen mogen net zoveel stippen tekenen op hun wisbordje als de dobbelsteen aangeeft.
- twee kinderen zitten achter elkaar – het achterste kind tekent een vorm op de rug van het voorste kind – het voorste kind tekent de vorm die hij op zijn rug heeft gevoeld en houdt het wisbordje in de lucht, het achterste kind controleert en de vorm wordt door beide kinderen benoemd.
Cijfersymbolen
- de leerkracht geeft een opdracht m.b.t. getalbegrip en de kinderen zetten een cirkel om het juiste cijfer. Bijvoorbeeld: welk cijfer komt er voor de 5? Hoeveel vingers steek ik op? Hoeveel stippen geeft de dobbelsteen aan? Hoeveel is 3 erbij 1?
Goed/fout
- de leerkracht zegt een zin, bijvoorbeeld: in de herfst groeien de blaadjes aan de bomen. Klopt het antwoord? Dan houden de kinderen de groene duim in de lucht. Is het antwoord fout? Dan houden ze de rode duim voor zich.